Brieven van een Aardappeleter
Aan Geert van Oorschot, 1 juli 1982
Van tijd tot tijd kookt Jan een eksklusief gerecht. Een week geleden, toen wij bij hen te eten genood waren, had Jan een grote gietijzeren pan met een bepaalde lekkernij er in gekookt. Het was een langzaam door stoven geconcentreerd gerecht van witte bonen, rundergehakt, en kruiden, geserveerd met geraspte Italiaanse kaas en zeer fijn gesneden verse uitjes. Nu, dat lieten wij ons smaken: ik nam vier keer een portsie op mijn bordje! Als tafeldrank gebruikte ik gekoelde Perrier.
Enkele uren later werd ik ongehoord gassig. De gehele nacht lag ik wakker, terwijl het in de ene helft van het bed plofte, piepte en floot dat het een aard had. Ik dronk water, limonade, en witte wijn, maar niets hielp. Het gas was uiterst droog en geconcentreerd, en riekte naar brandend asfalt. Toen Matroos mij des morgens in mijn slaapkamertje koffie kwam brengen, deinsde hij hoestend terug.
Om half acht des morgens bezocht ik het privaat. Terstond vloog er uit mijn eigen achterste een kurkdroge, aan beide einden gepunte, lange torpedo. Daarna was er een acht seconden durende fluittoon. Daarop volgde een serie zeer regelmatig gevormde, ronde uitwerpselen, elk ter grootte van een duivenei, maar rond, eieren dus van een kortgebouwde, korpulente duif.
Om negen uur en om half elf moest ik opnieuw. Elk van beide keren kwam er een korte maar zeer dikke, droge worst. Maar nog steeds bleef het gas ontsnappen: ik heb uitgerekend, dat zich aan gas 350 keer het volume van Jan zijn maaltijd heeft gevormd. Ik zeide dan ook, toen hij des namiddags bij ons langs kwam: 'Jij mag nòg eens voor ons koken! Ik wil het recept van je weten.' Ik herinner mij iets vergelijkbaars slechts na een receptie met koud buffet bij H.M. de Koningin. in 1959 of 1960. Maar dit gerecht was warm.