Saïdja's vader had een buffel, waarmee hij het veld bewerkte. Toen deze buffel hem was afgenomen door de burgemeester van Bantam, was hij heel bedroefd, en sprak geen woord, veel dagen lang. Want de tijd van ploegen was nabij, en 't was te vrezen, als men de sawah, het rijstveld, niet tijdig bewerkte, dat ook de tijd van zaaien zou voorbijgaan, en uiteindelijk, dat er geen rijst zou te snijden zijn, om die te bewaren op de zolder van het huis.
Saïdjah's vader nu was zeer bezorgd. Hij vreesde dat zijn vrouw behoefte zou hebben aan rijst, en ook Saïdjah, die nog een kind was, en ook de broertjes en zusjes van Saïdjah. Ook zou de burgemeester hem aanklagen bij het Nederlands gezag, als hij de huur van zijn land niet op tijd betaalde. Want daarop staat straf bij de wet.
Toen nam Saïdjah's vader een kris, een erfstuk van zijn vader. De kris was niet heel mooi, maar er waren zilveren banden om de schede, en ook op de punt der schede was een plaatje zilver. Hij verkocht deze kris aan een Chinees die op de hoofdstad woonde, en kwam thuis met vierentwintig gulden, voor welk geld hij een andere buffel kocht.
Saidja, die toen ongeveer zeven jaar oud was, had met de nieuwe buffel spoedig vriendschap gesloten. Ik zeg niet zonder doel vriendschap, want het is inderdaad treffend te zien hoe de Javaanse buffel zich hecht aan de kleine jongen die hem bewaakt en verzorgt. Van deze gehechtheid zal ik straks een voorbeeld geven. Het grote, sterke dier buigt gewillig de zware kop rechts of links of omlaag naar de vingerdruk van 't kind, dat hij kent, dat hij begrijpt, en waarmee hij is opgegroeid.
Zulke vriendschap dan had ook de kleine Saïdjah spoedig weten in te boezemen aan de nieuwe buffel, en Saïdjah's aanmoedigende kinderstem scheen meer kracht nog te geven aan de stevige schouders van 't sterke dier, als het de zware kleigrond scheurde, en zijn weg tekende in diepe, scherpe voren. De buffel keerde gewillig om, als hij aan 't eind was van de akker, en verloor geen duimbreed grond bij het terugploegen van de nieuwe vore, die altijd naast de oude lag als was de sawah een tuingrond geweest, geharkt door een reus.
Naast die van Saïdja's vader lagen de sawah's van Adinda's vader, de vader van het kind dat met Saïdjah trouwen zou. En als Adinda's broertjes aankwamen bij de tussenliggende grens, juist als ook Saïdjah daar was met zijn ploeg, dan riepen zij elkander vrolijk toe, en riepen om en om dat de kracht en de gehoorzaamheid van hun buffels de grootste was. Maar ik geloof dat die van Saïdjah de beste was, misschien wel omdat deze hem beter dan de anderen wist toe te spreken. Want buffels zijn zeer gevoelig voor goede toespraak.
Saïdjah was negen jaar oud geworden, en Adinda al zes jaar, toen deze buffel ook Saïdjah's vader werd afgenomen door de burgemeester van Bantam. Saïdja's vader, die heel arm was, verkocht nu aan een Chinees twee zilveren klamboe haken, erfstukken van de ouders van zijn vrouw, voor achttien gulden. En voor dat geld kocht hij een nieuwe buffel. Maar Saïdjah was heel bedroefd. Want hij wist van Adinda's broertje, dat de vorige buffel was gebracht naar de hoofdstad, en hij had zijn vader gevraagd of deze het dier niet gezien had, toen hij daar was om de klamboe haken te verkopen. Op die vraag had Saïdjah's vader niet willen antwoorden. Daarom was hij bang dat zijn buffel geslacht was, zoals de andere buffels die de burgemeester afnam van de bevolking. En Saïdjah huilde veel als hij dacht aan de arme buffel waarmee hij twee jaren zo innig had omgegaan. En hij kon niet eten, lange tijd, want zijn keel was te nauw als hij slikte. Men bedenke dat Saïdja een kind was.
De nieuwe buffel leerde Saïdjah kennen, en nam in de genegenheid van 't kind heel vlug de plaats in van zijn voorganger... Al te vlug eigenlijk. Want, helaas, de indrukken van ons hart worden zo makkelijk gladgestreken, om plaats te maken voor nieuwe indrukken. Hoe het ook was, de nieuwe buffel was niet zo sterk als de vorige... Ook was de oude haam te ruim voor zijn nek... Maar 't arme dier was even gewillig als zijn voorganger die geslacht was, en al kon dan Saïdjah niet meer roemen op de kracht van zijn buffel, bij 't ontmoeten van Adinda's broertjes aan de grens, hij beweerde wel dat geen ander de zijne overtrof in goede wil. En wanneer de vore niet zo recht liep als voorheen, of als er aardklonten niet doorgesneden waren, werkte hij dat graag bij met zijn hak, zoveel hij kon. Bovendien, geen buffel had een kruin in zijn haar als de zijne. De priester zelf had gezegd dat er geluk zat in de loop van die haren op de kop.
Eens, in 't veld, riep Saïdjah zijn buffel toe, wat sneller te gaan. maar het dier stond stokstijf. Saïdjah, verstoord over zo grote en vooral zo ongewone ongehoorzaamheid, kon zich niet weerhouden een belediging te roepen, een grove uitdrukking.
Saïdjah bedoelde echter niets kwaads daarmee. Hij zei 't maar omdat hij 't zo dikwijls had horen zeggen door anderen, als ze ontevreden waren over hun buffels. Maar hij had het niet hoeven te zeggen, want het baatte niets: zijn buffel deed geen stap verder. Hij schudde de kop als om de haam af te werpen... Men zag de adem uit zijn neusgaten... Hij blies, sidderde, rilde... Er was angst in zijn blauwe ogen, en de bovenlip was opgetrokken zodat het tandvlees bloot lag...
“Vlucht! Vlucht!” riepen Adinda's broertjes, “Saïdjah, vlucht! Daar is een tijger!” En allen trokken de hamen van hun buffels, en slingerden zich op de brede ruggen, en galoppeerden weg door sawah's, over dijkjes, door modder, door kreupelhout en bos en riet, langs velden en wegen. Maar toen ze hijgend en zwetend binnen renden in het dorp, was Saïdjah niet bij hen. Want toen deze zijn buffel, bevrijd van de haam, had bestegen als de anderen, om te vluchten als zij, had een onverwachte sprong van het dier hem het evenwicht benomen, en ter aarde geworpen. De tijger was heel dichtbij...
Saïdjah's buffel, voortgedreven door eigen vaart, schoot enige sprongen voorbij de plek waar zijn kleine meester de dood wachtte. Maar door eigen vaart alleen, en niet door eigen wil, was het dier verder gegaan dan Saïdjah. Want nauwelijks had het zijn vaart bedwongen, of het keerde terug, zette zijn lomp lijf op zijn lompe poten als een dak over het kind, en keerde zijn gehoornde kop naar de tijger. Deze sprong, maar hij sprong voor 't laatst. De buffel ving hem op zijn horens, en verloor slechts wat vlees dat de tijger hem uitsloeg aan de hals. De aanvaller lag daar met opgenscheurde buik, en Saïdjah was gered. Zeker was er geluk geweest in de kruin van die buffel!
Toen ook deze buffel aan Saïdjah's vader was afgenomen, en geslacht...
Ik heb u gezegd, lezer, dat mijn verhaal eentonig is.
... toen deze buffel geslacht was, was Saïdjah al twaalf jaar, en Adinda weefde al sarongs, en batikte die. Ze kon al gedachten brengen in de beweging van haar verf, en zij tekende droefheid op haar doeken, want ze had Saïdjah heel bedroefd gezien.
En ook Saidjah's vader was zeer bedroefd, doch zijn moeder het meest. Deze toch had de wond genezen aan de hals van het trouwe dier dat haar kind ongedeerd had thuisgebracht, nadat zij door de verhalen van Adinda's broertjes gemeend had dat hij was weggevoerd door de tijger. Ze had die wond zo dikwijls bezien met de gedachte hoe diep de klauw die zó ver indrong in de ruwe spieren van de buffel, zou geduwd zijn in 't zachte lichaam van haar kind, en telkens als ze verse geneeskruiden had gelegd op de wonde, streelde zij de buffel, en sprak hem vriendelijke woorden toe, dat het goede trouwe dier toch weten zou hoe dankbaar een moeder is! Ze hoopte dat de buffel haar begrepen zou hebben, want dan had hij ook haar huilen begrepen toen ook deze buffel werd weggenomen om geslacht te worden, en hij had geweten dat het niet Saidjah's moeder was, die hem slachten liet.
Enige tijd later vluchtte Saïdjah's vader uit het land. Want hij was heel bang voor de straf, als hij zijn huur niet betalen zou, en hij had geen erfstukken meer om een nieuwe buffel te kopen, omdat zijn ouders altijd in Bantam hadden gewoond, en hem dus weinig hadden kunnen geven. Ook de ouders van zijn vrouw woonden altijd in dezelfde streek. Hij hield zich, na 't verlies van de laatste buffel, nog een paar jaren in leven door te werken met gehuurde ploegdieren. Maar dit is heel ondankbaar werk, en vooral verdrietig voor iemand die in 't bezit van eigen buffels geweest is. Saïdjah's moeder stierf van verdriet, en toen ging zijn vader in een droevig ogenblik weg uit Bamtam, om werk te zoeken in een grotere plaats Hij werd met zweepslagen gestraft omdat hij Bamtam verlaten had zonder toestemming, en door de politie teruggebracht naar huis. Hier werd hij in de gevangenis geworpen omdat men dacht dat hij gek was geworden, wat zo vreemd niet zou geweest zijn, en omdat men bang was dat hij razend van woede zou worden, of verkeerde dingen zou doen. Maar hij zat niet lang gevangen, omdat hij kort daarop stierf.
Wat er gebeurd is met de broertjes en zusjes van Saïdjah weet ik niet. Het huisje dat zij bewoonden te Bantam, stond enige tijd leeg, en 't viel spoedig in elkaar, omdat het slechts van bamboe gebouwd was, en gedekt met riet. Een weinig stof en vuil bedekte later de plek waar zoveel pijn geweest was. En er zijn veel van zulke plekken in Bantam.